Dus je hebt niemand?
Nee hoor, ik ben zo vrij als een vogel.
En ik ben zo vrij als een pier.
Laten we het daar maar op houden.
Of niet?
Kijk, ik heb één bikkelhard principe.
Ik ga nooit met iemand naar bed als ik hem pas voor het eerst ontmoet.
Trouwens, wat weet ik van je?
Niks.
Ik heb je verteld dat ik advocaat ben.
Dat mijn vrouw een flat heeft in Versailles dat we gaan scheiden.
Omdat ik niet langer van haar en haar familie afhankelijk wil zijn.
En nu wil je afhankelijk zijn van mij?
Heb ik iets ergs gezegd?
Waarom zeg je niks?
Waar ga je heen?
Terug naar de eenzaamheid.
Terug naar de Bijlmer, naar het cement en het woestijnzand.
Goed best, dan blijf je.
Als je het zo verschrikkelijk vindt, blijf dan maar.
Nee.
Niet zo.
Niet weer.
Adieu.
Adieu.
All lights out!
In Lidl en KIM chopen we nog grand Lebus occur ini.
Dan, in een Bijlmer-flat, een leeuw te zijn in de woestijn.
Ik heb niets tegen woningbouw.
De Bijlmer vind ik best, maar ik slaap liever in het centrum bij een vrouw, dan in de Bijlmer alleen in mijn nest.
De Bijlmer is de schermer, niet de purmer of de wormer, blijft liever nog wat hangen rond dat oude onderstuk.
Daar wacht een beeldschoon kind op mij, maar ik ben geen beeldenstormer.
En morgen komt er weer een dag, wie weet met meer geluk.
Dus plaat door Amsterdam bij nacht mijn hart vol nostalgie, van de brug afgezien is elke gracht net een scène bij Issa Louie.
De Bijlmer is de wormer, niet de schermer of de purmer, waar het gras nog groeit van wormer weer tot vlak bij Purmerend.
Maar ik groepier en durmer, wat een klunzer, prutser, wurmer, die vluchten voor de liefdesnacht die zij al had gepland.
Ik zwel geen eigen eenzaamheid, ik smeek om medewerker.
Medelij, maar als iemand dan eindelijk medelijkt, zeg ik blijf af, mijn verdriet is van mij.