Als hij kon toveren, kwam alles voor elkaar.
Als hij kon toveren, dan was geen mens te zwaar.
Als hij kon toveren, kon toveren, kon toveren, kon toveren.
Dan hielden alle mensen van elkaar.
Ieder huis had honderd kamers, in elke kamer stond te veel.
En zijn ouders bleven eeuwig leven, en hij leefde met ze mee.
De rivier was niet van water, maar van sinaasappelsap.
En hij zou niet hoeven leren, wat hij eigenlijk niet snapt.
Als hij kon toveren, kwam alles voor elkaar.
Als hij kon toveren, was niemand te zwaar.
Als hij kon toveren...
Als hij kon toveren, kon toveren, kon toveren, kon toveren.
Dan hielden alle mensen van elkaar.
Zijn vriendje zou het eens begrijpen, waarom die ruzie met de kree.
En iedereen zou voor hem buigen, als hij de troon besteed.
Het winters lag er altijd stil, en was het lekker warm.
Maar het was niet zover en niemand werd er aan.
Als hij kon toveren, kwam alles voor elkaar.
Als hij kon toveren...
Als hij kon toveren, kon toveren, kon toveren, kon toveren,
dan hielden alle mensen van elkaar.
Maar voor een toverenspreuk van elkaar...
En hij kon toveren...
En daarom ben je en de duurzaamheid, dat brengt ie, ik denk, want zelfs de opa had nooit een toon.
Als hij kon toveren, kwam alles voor elkaar. Als hij kon toveren, dan was geen mens te zwaar.
Als hij kon toveren, kon toveren, kon toveren, kon toveren, dan hielden alle mensen van elkaar.
APPLAUS