Dames en heren, jongens en meisjes, vanavond vertel ik een verhaal.
Dat is het sprookje, de fabel van de eend Alfred Jotokus Kwak.
Omdat zijn vader, zijn moeder, zijn broertjes en zijn zusjes door een grote vrachtauto waren doodgereden,
woonde Alfred Jotokus Kwak al heel lang in zijn uppie aan de oever van de Snelle Vliet in het riet van Groot Waterland.
En als jij daar in een bootje voorbij vaart, dan hoor je misschien Alfred Jotokus Kwak zingen.
Ik vlieg, ik waggel en ik zwem.
Ik kwek voor de zon, ik wacht voor de zon.
Ik zwem voor jou en ik kwak voor haar.
Ik slaat er heel wat bij elkaar.
En als jij een liedje voor mij zingt, dan zwem, dan duik ik en dan plons.
Ik wat voor ons.
Spetter, pieter, pater, lekker in het water.
Ga maar vast naar huis, ik kom een druppel later.
Spetter, pieter, pater, lekker in het water.
Ga maar vast naar huis, ik kom een druppel later.
La, la, la, la, la, la, la, la.
La, la, la, la, la, la, la, la.
Spetter, pieter, pater, lekker in het water.
Ga maar vast naar huis.
Ik kom een druppel later
Spetterpieterpater, lekker in het water
Ga maar vast naar huis
Ik kom een druppel later
Ik kom een druppel later