Fonsken had een vader die zo sterk was als een reus
en zo groot dat hij de boomtoppen kon raken.
Hij had twee rechterhanden,
het was de beste stielenman.
Alles wat hij droomde kon hij maken.
En hij maakte een speeltuin van kilometers lang
waar Fonsken haar believe mocht inspelen.
Met echte kouwboybergen en een piratenzee
en een woestijn met schatten en kamelen.
En videospelletjes en een computerzaal
en een flipperkast met balletjes van goud.
Hij kreeg ook een atoombom en een fiets en een raket
en een kostuum van een echte astronaut.
Op het einde van de week was vader al zo moe.
Hij zei ik ga wat rusten voor een poosje.
Je mag met alles spelen,
alles is van jou maar raak niet aan het lichtgevende doosje.
Toen vader terugkwam,
opgewekt en fris,
zat Fonsken in zijn Cadillac te treuren.
Vader ik verveel me, ik voel me zo alleen.
Kan je nog eens iets laten gebeuren?
En Fonsken viel in slaap en toen hij wakker werd,
zat er daar een meisje in zijn raampje.
Ze was mooier dan zijn flipperkast en zachter dan het gras.
Ze kon lachen en Fronsken was haar naampje.
Fonsken en Fronsken keken naar het speelgoedland
vanuit het kasteel van Doornroosje.
We mogen alles hebben,
alles is van ons behalve dat lichtgevende doosje.
De stofzuiger die hoorde *** en hij kroop naderbij.
Je mag niet in het doosje maar je weet toch niet waarom.
Open jullie oortjes, luister eens naar mij.
Jullie pa wordt alsmaar slimmer en jullie blijven ***.
In het doosje ligt de sleutel van de poort der
geheimen en de ringen die de koningen dragen.
Een wekkertje dat tikt tot het einde der tijden
en een zwaard om de dood mee te verjagen.
Fronsken werd nieuwsgierig,
ze ploosde en begon jeuk in haar vingertjes te krijgen.
Fronsken zei,
kijk maar eens,
ik zeg het niet aan va,
ik geef mijn erewoord dat ik zal zwijgen.
Maar vader die op voorhand wist wat de kindjes gingen doen,
vermondde zich in een tomatenzaadje.
Hij kon alles horen,
hij kon alles zien,
want hij loerde door het sleutelgaatje.
En Fronsken nam het deksel van het doosje af
en zag dat het lichtje een appel zat te eten.
Het lichtje zei,
kindertjes,
al wie hier van bijt,
die weet alles wat de anderen niet weten.
Ze beten met hun tandjes het appeltje in
twee en begonnen op het klokhuisje te kouwen.
Fronsken riep verwonderd,
ik voel me al zo slim,
ik zou mezelf een speeltuin kunnen bouwen.
Maar vader stormde binnen,
er kwam donder uit zijn stem en bliksems uit zijn ellebogen.
De kindjes zakten angstig tot hun knietjes in
de grond en voor het eerst kwam er regen uit
hun ogen.
Vader sloot de kleintjes in een diepe kelder op
tussen de spooken en de spinnen.
En nooit often nimmer mochten ze eruit
en vader kwam ook nooit of nimmer binnen.
stond in het sprookjesboek van de tovenaar,
maar de blaadjes die zijn eruit gevlogen.
Hij maakte ook de sterren en de aarde en de maan,
maar ik weet niet of dat waar is of gelogen.