MUZIEK
En daarop lag een linnen doek.
Ka-di-ka-do-le-ke-ke-da
Hij dacht, wat zal ik daarmee doen?
La-be-di-la-be-da-la-be-do-ni-ja
Hij dacht, wat zal ik daarmee doen?
Cecilia
De kleermaker bij hem op de hoek.
Ka-di-ka-do-le-ke-ke-da
Die maakt ervan een mooie broek.
La-be-di-la-be-da
La-be-do-ni-ja
Die maakt ervan een mooie broek.
Cecilia
Toen hij die broek had aangedaan.
Ka-di-ka-do-le-ke-ke-da
Toen ging hij voor zijn vrouwtje staan.
La-be-di-la-be-da
La-be-do-ni-ja
Toen ging hij voor zijn vrouwtje staan.
Cecilia
Zegt vrouwtje, zei hij, vrouwtje klein.
Ka-di-ka-do-le-ke-ke-da
Laat mij die nieuwe broek niet fijn.
La-be-di-la-be-da-la-be-do-ni-ja
Laat mij die nieuwe broek niet fijn.
Cecilia
Die broek, die zit jou veel te strak.
Ka-di-ka-do-le-ke-ke-da
Als je één keer bukt, dan zegt die krak.
La-be-di-la-be-da-la-be-do-ni-ja
La-be-di-la-be-da-la-be-do-ni-ja
Als je één keer bukt, dan zegt die krak.
Cecilia