Jij bleef overvallen.
Ik ben ondersteboven van je.
Jij, jij,
jij hebt mij gevangen.
De deur is al in het slot gevallen.
Ik weet, *** verandert alles.
Maar waarom neem ik daar geen afstand van je?
Ik weet wat ik kan verwachten.
Maar ik negeer alle rode vlaggen.
Ik kijk naar de olifant in de kamer.
Ik zou me eigenlijk moeten schamen.
Ik zou mezelf nu moeten haten,
haten,
haten.
Maar ik ben zwak.
Wat ben ik aan het doen?
Mijn bestand zit in de proef.
Hoe
zit je nog lager, lager en lager door de grond?
Ik ben af,
afgescheden.
Op het moment dat ik vals ging spelen.
Waarom was ik mij niet gebleden?
Was ie maar meteen naar huis gereden?
Ik kijk naar de olifant in de kamer.
Er is zoveel om me voor te schamen.
Ik kan mezelf alleen maar haten, haten,
haten.
Want ik ben zwak.
Wat ben ik aan het doen?
Mijn bestand zit in de proef.
Hoe zit je nog lager,
lager en lager door de grond?
Ik ben zwak.
Ik wil mezelf liever lief meer zijn.
Want het gaat niet weg als je de spiegel erop bijt.
Hoe zit je nog lager,
lager en lager door de grond?
Ik ben zwak.