Schitterend waar, de zin is kind,
de hemel is helder blauw.
Je woont gewoon een loch,
de stiep genoeg niet.
Rolets zit in Congo,
kom maar zitten.
Tjieboe is surfen, ik weet hem nooit plak.
Dokies mooi, mee moi.
De deur, maak hem schist, woord.
Het is er nooit zijn.
Surfen, surfen, iso maar, vriend.
Surfen,
surfen,
oeh oeh oeh,
surfen,
surfen,
we surfen op de iso maar.
Moi zit Tito van Beert,
het dooi is samen vlakbij.
Oh, ik haas zijn nocht,
het zal wel omheeg, ik viel me zijn vrij.
In het zinnel jacht,
de hulp van een bijde oorseler diet.
Die looit er mooi bij,
*** had ik altijd zacht,
*** is het lippen voor mij.
Surfen, surfen, iso maar, vriend.
Surfen,
surfen,
oeh oeh oeh,
surfen,
surfen,
we surfen op de iso maar.
Joesman, Gino,
wij het kampioen, zagen, zellig en drok.
Ieten en drinken, stop ouwe honderen,
we showen het op de klok.
En *** is het zimmer,
die mooie zimmer,
is vjesend en kwad.
Als het om mij loeg,
leer ik de jester het eer voor.
Surfen, surfen, iso maar, vriend.
Surfen,
surfen,
oeh oeh oeh,
surfen,
surfen,
we surfen op de iso maar.
Serve,
kies al maar!
Wien, serve, serve!
Oeoeoeoe, serve,
serve!
Wien, serve op het IJsselbaar!
Op het IJsselbaar!