Ik
betover je voor het slapengaan,
spreek een goed woord en raak je aan,
engelen koren zingen straks je naam.
Nu ben je nog zo'n kleine vent,
en zolang jij de mijne bent,
ben ik voor jou en pas mijn leven aan.
Maak ik je blij wanneer je huilt,
voel ik me rijk wanneer je lacht naar mij.
Breek ik het ijzer met mijn hand,
voel ik me wijzer dan de krant van morgen.
Ik zal voor je zorgen, kleine man,
lach het aan mij, dan zou jij eeuwig leven.
Ik betover je voor het slapengaan,
spreek een goed woord en raak je aan,
engelen koren zingen straks je naam.
Nu ben je nog zo'n kleine vent,
en zolang jij de mijne bent,
ben ik voor jou en pas mijn leven aan.
Maak ik je blij wanneer je huilt,
voel ik me rijk wanneer je lacht naar mij.
Breek ik het ijzer met mijn hand,
voel ik me wijzer dan de krant van morgen.
Ik zal voor je zorgen, fijne man,
lach het aan mij, dan zou jij eeuwig leven.
Ik betover je voor het slapengaan,
spreek een goed woord en raak je aan,
engelen koren zingen straks je naam.
Nu ben je nog zo'n kleine vent,
en zolang jij de mijne bent,
ben ik voor jou en pas mijn leven aan.
Maak ik je blij wanneer je huilt,
voel ik me rijk wanneer je lacht naar mij.
Breek ik het ijzer met mijn hand,
voel ik me wijzer dan de krant van morgen.
Ik zal voor je zorgen, fijne man,
lach het aan mij, dan zou jij eeuwig leven.