In wezen was Van Dijk een echte diepe gonder.Hij keek naar lezing van het avondblad, altijd of hij de asbak leeg gegeten had, en mondeldede wereld gaat er onder.Hij geloofde niet in God, soms in lijst één.Hij was een rode rakker in zijn jeugd.De meisstoet deed hem toen nog innerdeugd, maar later wilde hij er niet meer heen.Zo was Van Dijk, en toch een diepe verlangen.Hoe stuurloos had hij Anna niet bemidden.Zij bleek een trull, en uit haar enig kind groeide met moeite een beperkt behaag.Zie daar, zo sprak Van Dijk, *** is mijn lot, liefde bestaat niet, werk is misverstand.En ik heb mij in een druil oor voortgeplant, zo kwam hij naar wat crisis bij God.Welja, riep God, daar hebben we Van Dijk.En wat verschaft ons nog, zo laat de eer, Van Dijk sprak, ik zit voor het blok, oh hier,ik zou graag binnen in uw hemel rijden.Vooruit, zei God, jij eigenwijze donder.Zo kwam hij toch neerslachtig op zijn wolk.Maar als hij langs drijft, zegt het hemel volk, daar gaat Van Dijk.En echt de hiep begon te...Ondertitels door de Amara.org gemeenschap