Ik zit hier voor de ruiten en ik kijk naar buiten.
Allemaal witte vlokjes, wel duizend witte sneeuwklokjes.
Ja, het is sneeuw!
En alles krijgt een klein wit jasje aan.
Sneeuw!
En die boom daar, die lijkt wel een grote witte zwaan.
Sneeuw!
Kom op, laten we naar buiten gaan!
Sneeuw!
Oh!
De vlokjes vallen met z'n allen.
De vlokjes vallen, maar je hoort ze niet eens vallen.
De vlokjes vallen op je hoofd, maar doet helemaal geen pijn.
En alles wordt helemaal wit.
Ik vang de vlokjes in mijn handen, waar ze zachtjes in landen.
Het worden er steeds meer.
En ik lijk wel op zo'n hele grote, dikke, witte ijsbeer.
Ja, het is sneeuw!
Ik gooi er sneeuw wel naar jou. Wat?
Sneeuw!
Pas maar op hoor deur, want dan gooi ik er ook weer naar jou hoor.
Sneeuw!
En als ik aan die tak trek, dan valt al de sneeuw van de boom op je hoofd.
Sneeuw!
Brrr, koud!
Sneeuw!
Zeg, zou de ijsbeer nog komen?
Sneeuw!
Nee joh gekkie, die woont toch op de Noordpool?
Sneeuw!