Ik wil niet wennen aan mijn winterjas,
het schijnt dat jullie hier gister was.
Maar nu is het strand verlaten,
het is snijdend koud.
Niemand die ziet wat ik bij me houd.
En liever vol me houd.
Over mijn leven waait een oostenwind.
Op koude november zie ik zon berin.
Hij hield me vooruit, maar plotseling
keerde hij zich tegen mij,
de oostenwind.
Nu het zand langzaamaan door mijn vingers glit,
grijp ik reikelijk laat pas mijn handen dicht.
En zijn mijn zorgen om enkel een kleinigheid,
wordt de wind meegenomen naar verleden tijd,
en vergeetelijkt.
Over mijn leven waait een oostenwind.
Op koude november zie ik zon berin.
Hij hield me vooruit, maar plotseling
keerde hij zich tegen mij,
de oostenwind.
Vlakke land,
vlakke land,
het zachte zand,
zachte zand,
van hier naar daar,
ik onderga daar.
Over mijn leven waait een oostenwind.
Op koude november zie ik zon berin.
Hij hield me vooruit,
maar plotseling
keerde hij zich tegen mij,
de oostenwind.