0-6-1-1-5-0
Ik was mijn broek uit. Zo, ik heb er zin in.
Ja, daar ben ik weer. Mag ik eens spreken?
Ja, nou, begin maar.
Begin maar, waarmee?
Je bent toch Wendy?
Nee, nee, nee, ik ben de moeder van Wendy.
De moeder van Wendy.
Wendy is even naar de oorarts. Kan ik de boodschap aannemen?
Nou, ik heb geen boodschap, nee.
is toch het nummer van seks-elefoon Wendy van de advertentie dus?
Ja, maar Wendy is er dus niet. Die moest even naar de oorarts. Kan ik u niet helpen?
O, nou, dat is ook wat moois. Zit ik hier met mijn broek op mijn schoenen, is ze er niet.
Eh, luister eens. Hoe heet u, meneer?
Herman.
Herman, achter de zook toevallig. Zo heette mijn man ook.
Eh, moet je eens luisteren, Herman.
Eh, ja, trek nou eerst die broek weer eens omhoog, voordat je kalf had.
Broek omhoog? Waarom?
Nou, omdat ik eigenlijk niet zo'n zin heb om te zitten praten met een man die in zijn onderbroek aan de andere kant van de lijn zit.
O, nee, maar die trek ik altijd gelijk uit met mijn bovenbroek, hoor.
Nou, dan hang ik weer op, hoor.
Eh, nee, nee, nee, nee.
Nee, nee, nee, nee, nee. Wat, eh, wat wou je dan zeggen?
Is de broek weer omhoog?
Eh, ja, alle twee, ja.
Waarom wordt het toch altijd zo plat, Herman?
Eh.
Jongens, daar vanaf blijven.
Jongens, daar vanaf blijven. O, maar ze even met de meneer op de lijn.
Eh, waarom wordt het toch altijd zo plat?
Ik hoor Wendy wel eens bezig aan de telefoon en dan denk ik, wat gaat er toch allemaal van roets, roets, roets?
Wat is er toch ordinair? En wat zijn ze toch aromantisch, de mensen van tegenwoordig?
Hoe oud ben je, Herman?
Eh, ik, eh, drie.
Vierentig.
O, jonkie, wat een heerlijke leeftijd.
Ja, wacht nou eens even, wacht nou eens even. Kunnen we nou, eh, spijkers met kompen slaan?
Want die meter tikt maar door en ik, eh, ik wou nog wel een stukje spuiten voor mijn stuivers.
Luister, Herman, ik, ik, eh, ik zie een heerlijk Grieks eilandje.
Eh, ja, ja, ja, ja, ja. Wacht even, eerst even mijn broek uit. Ja.
En dat eiland heet Kokos.
Ja.
En daar is het altijd zulke zalig weer.
Ja, dat, eh, dat iedereen de hele dag in zijn blote reet loopt, ja.
Nee, dat mag niet.
Op het terras, want, want, want we zitten op een terrasje samen.
O, ja, en, eh, wat, eh, wat heb je dan aan?
Ik heb mijn, eh, mijn mauve mantelpakje aan.
Een mantelpakje, ja.
En we hebben heerlijk gegeten, vis, zo uit de zee.
O, nee, geen vis, daar hou ik niet van. Hebben ze, eh, hebben ze ook schnitzel?
Eh, ja, dat denk ik wel. Ik weet het wel zeker.
Jij hebt de lekkerste schnitzel gegeten van je hele leven, Herman.
O, ja, lekker.
Met een heerlijk glaasje Griekse wijn erbij.
O, nee, wijn, dat is niks voor mij.
Eh, doe mij maar bier.
Bier?
Ja, bier. Heb je dat?
Een heerlijk glaasje schuimend bier voor mijn Herman.
O, ja, nee, wacht even, dan doe ik mijn broek weer omhoog.
Want dat is geen gezicht op zo'n terrasje, hè?
Zo, en nu reken ik alles af, want ik ben vreselijk verliefd op je.
O?
En we gaan samen met een aapjeskoetsier naar het hotel.
Ja, en daar doe ik meteen mijn broek weer uit, hè?
Nee, want we gaan eerst nog even zalig op het balkon staan uitwaaien, anders vat je me kou, hè?
En met mijn hoofd op jouw schouder kijken we samen naar de miljoenen sterren aan het Grieks
en we zien er twee vallen, Herman, voor ieder van ons eentje, dus we mogen allebei een wens doen
en allebei die wensen komen uit.
En dan vallen we overmand door geluk en gonzen van de zon in slaap met nog een heel klein
beetje zand van het strand tussen onze tenen in elkaars armen.
En ik zo'n beetje met mijn hoofd zo op jouw borst.
En morgen maken we een boottocht, wij alleen, met z'n tweetjes, en een oude blinde schipper
zit aan het roeren en we varen naar een heel klein onbewoond eilandje met een hagelweer
in het strand en grote schelpen die ik aan m'n mond zet en waar ik jouw naam in roep.
Herman, Herman, en dan hoor je zo'n zachte echo.
Herman, Herman.
En zo genieten we de hele week met grote Griekse teugen van de wonderbare schepping en de juichende
liefde van twee mensenkinderen die elkaar toevallig aan de telefoon kregen omdat de wegen ondergrondelijk zijn.
Ben je er nog, Herman?
Ja, mevrouw.
Herman, zeg eens eerlijk.
Vond je *** nou niet een veel rijkere ervaring dan zo'n verhaaltje van Wendy?
Ja, nou, ja, ergens wel.
Het is weer eens wat anders.
Ach, mag ik u morgen weer bellen?
Voor de boottocht dan?
Dat gaat niet, Herman.
O.
Dat kan niet.
Morgen is Wendy alweer.
Wendy, Mandy, moet ik niet meer, Wendy.
Heb u zelf geen telefoon?
Ik heb geen telefoon, maar je mag wel eens langskomen.
Bas, mijn laan veertien wonen.
Ik weet dat je vrouw...
Nou, graag.
Ik weet het niet.
Ja, Bas, mijn laan veertien, ja.
Ga je morgenmiddag om een uur of twee, Herman?
Ik wel, ja hoor.
Dan zal ik jou eens een paar hele mooie stukken uit de Bijbel voorlezen.
Ken je de Bijbel, Herman?
Nou, alleen van op tafel, maar verder niet.
En dan krijg jij een lekker glaasje beer bij de Bijbel.
Ja.
Dan gaan we samen misschien nog wat bidden ook.
O, fijn.
Oma is met de meneer bezig.
O, wat zou dat mooi zijn.
Dat gaan we doen.
Herman, tot morgen.
Ik moet nu naar de kinderen, want ze breken de bilan hier.
Ja, natuurlijk, natuurlijk.
Slaap lekker.
Ja.
Dag, mevrouw.
O.
Wat een schat.
Wat een schat van een mens is dat.
Nou, ik neem morgen een bosje bloemen mee.
En ik ga nou een mooie tekening voor haar maken.
Een tekening van een kabouter.
Een kabouter met zijn broek uit en een hele grote pik met haar.