De wereld vliegt voorbij, in tellen tijd en jaren, wie staat er nog stil?Duizend beelden verwarren, wie stelt er nog vragen, wie staat er nog stil?Zacht valt de avond, in de kamer met schemer, er is koffie, een foto, er is tijd.Ik hou de handen, voor rimpels, voor liefde, en we lopen een eindje, zij aan zij.De vreugde, en de zorgen, neem je mee, hand in hand.Zo gaan wij, samen verder, op weg.Het morgenland.We liepen langs de haven, mijn vader en ik, de tijd stond toen stil.Gewoon een zondagmiddag, een kleine hand in die van hem.Dan stelt de tijd stil.Een allebei een jas, van dezelfde stoel, die was door mijn moeder gemaakt.We noemden elkaar, elkaar toen vrienden, dat beeld heeft mij altijd geraakt.Het gaf een rust, het gaf een rust, het gaf een rust, het gaf een rust, het gaf een rust.Het gaf vertrouwen, die hand, oh mijn hand.Het geeft me reis, een eeuwig verlangen, naar, naar het morgenland.En als gedachten verdwalen, in een grijs labirint.Net als het gevoel, en de oude verhalen, die de weg niet meer vindt.Nee dan, je bent geborgen, in de pal van zijn hand, en door de nacht, en door de zorgen, gloort daar het licht, van het morgenland.En door de nacht, en door de zorgen, gloort daar het licht, van het morgenland.Van het morgenland.