We gaan kamperen, pak de spullen uit de auto.De bordjes, de vorken, de messen en de lepels, de tafels, de stoelen en de dek.Hey, waar zijn de broodjes? Want ik heb zo'n ontzettende trek.Waar is mijn zwembadje en mijn badbak? Want ik heb zo'n zin om te zwemmen.Hier is mijn badminton racket. Ik wil slaan tegen de shuttles.Wie speelt er met me mee? Wie speelt er met me mee?En waar is mijn voetbal? Want ik wil lekker, lekker, lekker voetballen.Want ik wil lekker, lekker, lekker voetballen.Waar zijn de chips en de koekjes? Hey trouwens, we moeten nog wel de tent opzetten hoor.De tent erop, op, de tent moet staan. De tent erop, op, de tent moet staan.Waar moet deze tentstok nou? Ja, in ieder geval niet daar.Ik snap er helemaal niks van. O, wat doe je nou? Het gaat fout.Moeten we weer helemaal opnieuw beginnen?