Met zijn hoofd in de wolken, zonder oog voor de regen, gaat hij bergaf, bergop.Onder grappen bedolven en door sarcasme gestenigd, vlak voordat hij vertroon.Onder grappen bedolven en door sarcasme gestenigd, vlak voordat hij vertroon.Onder grappen bedolven en door sarcasme gestenigd, vlak voordat hij vertroon.Onder grappen bedolven en door sarcasme gestenigd, vlak voordat hij vertroon.Twee wijde vleugels vast aan zijn zelfgemaakte blauwe pak.En met een vrede grijns keek hij omhoog, alsof hij iets kon zien wat niemand zag.Joost mag weten wat hij dacht, want zijn naam is klein, maar zijn dromen groot.En hij vloog, hij vloog.Steeds een stukje verder, steeds een stukje verder omhoog.Hij vloog, hij vloog.Steeds een stukje verder, steeds een stukje verder.Toen Joost er bijna was, en hij de aarde niet meer zag.Kwam er een wit verlichte stad op hem af.Maar ineens.Met het nacht.Joost ging op reis naar een stad in de lucht.Het einde blijft altijd onduidelijk.Maar voor altijd een held zijn, dat is gelukt.