Ik heb tijd,
tijd om tijd te nemen.
Tijd het niet te weten en me toch maar in te lezen.
Tijd te laten en vergeten.
Zonder blikken,
zonder blozen,
even door te gaan met leven.
Ik heb zeer veel tijd om te doden.
Ik heb tijd om af en toe te kloten.
Tijd.
Alle tijd.
Er zijn zeeën en woestijnen.
Er zijn grenzen en partijen.
En de één die weet er onder alle kanten op te drijven.
Ik heb tijd om weg te kijken maar ik kom er niet omheen.
Ik heb tijd,
tijd om er aan te horen.
Tijd beleefd te reageren met bewust gekozen woorden.
Ik heb tijd,
meer dan ooit tevoren.
Ik heb tijd niet af te vragen of er wel tijd is voor morgen.
Ik heb zeer veel tijd om te verspillen.
Ik heb tijd om even niks te willen.
Tijd.
Alle tijd.
Maar er zijn zeeën en woestijnen.
Er zijn grenzen en partijen.
En de één die weet er onder alle kanten op te drijven.
Ik heb tijd om weg te kijken maar ik kom er niet omheen.
En er zijn kippen en er zijn eieren maar geen reden boven feiten.
Ze kiezen wie begrijpt met de belangen wie het eindigt.
Ik heb tijd om weg te kijken maar die kijkt niet naar loren.
Is er nog tijd om voor een meerde te gaan staan?
Ik heb tijd om voor een meerde te gaan staan.