Op een erfje met wat bomen stond een woning laag van bouw.
In de propere vertrekken woonde een oude wijze vrouw.
In de jaren der verstoting om het bloed van vaderskant
zijn de kinderen vertrokken ver van hun geboorteland.
Namen, namen, namen, namen.
En zijn namen bij het hingaan, omdat het niet anders kon,
afscheed van het kleine erfje in de warme tropenzon.
Op dat erfje met wat bomen, dat zoveel vertellen kan,
bleef ze trouw aan evenworden en de rustplaats van haar man.
Namen, namen, namen, namen.
In de aarde die hij lief houdt, waar hij werk en vrede voelt,
rustte hij met wie het leven haar tot in de dood verbond.
Op dat erfje met wat bomen, dat zoveel vertellen kan,
bleef ze trouw aan evenworden en de rustplaats van haar man.