Het oude moedertje zat bevend op het telegraafkantoor.Vriendelijk sprak de ambtnaar, juffrouw. Aanstond scheeft bandoengehoor.Trillend op haar stramme benen greep ze naar de microfoon.En toen hoorde zij, oh wonder, zag de stem van haren zo.Hallo? Bandoen? Ja, moeder, hier ben ik. Dag, liefste jongen, zegt ze met een snik.Hallo, hallo, hoe gaat het, ouwe vrouw? Dan zegt ze alleen, ik verlang zo erg naar jou.Lieve jongen, zegt ze teder, ik heb maandenlang gespaard.Het was me om jou te kunnen spreken, m'n allerlaatste gulden waard.En ontroerd zegt hij dan, moeder, nog vier jaar, dan is het om.Oudje lief, wat zal ik je pakken, als ik weer in Holland kom?Hallo? Bandoen? Ja, moeder, hier ben ik. Dag, liefste jongen, zegt ze met een snik.Hallo, hallo, hoe gaat het, ouwe vrouw? Dan zegt ze alleen, ik verlang zo erg naar jou.Jonge lief, vraagt ze, hoe gaat het met je kleine bruine vrouw?Best hoor, zegt hij, en we spreken elke dag hier over jou.En m'n kleuters zeggen s'avonds voor het slapen gaan een gebed,voor hun onbekende hobo, met een kus op jouw portret.Hallo? Bandoen? Ja, moeder, hier ben ik. Dag, liefste jongen, zegt ze met een snik.Hallo, hallo, hoe gaat het, ouwe vrouw? Dan zegt ze alleen, ik verlang zo erg naar jou.Wacht eens, moeder, zegt hij lachend, ik bracht m'n jongste zoontje mee.Even later hoort ze duidelijk, opoe lief, tabé, tabé.Maar dan wordt het haar te machtig, zachtjes fluistert ze.O, heer, dank dat ik dat heb mogen horen. En dan valt ze wenend neer.Hallo? Bandoen? Ja, moeder, hier ben ik. Ze antwoordt niet, hij hoort alleen hun snik.Hallo, hallo, klinkt over Verrezee. Zij is niet meer en het kindje roept tabé.Ondertitels ingediend door de Amara.org gemeenschap