Een cent, een cent, een cent, een cent, wat waren we rijk met een cent.Met die cent in je hand bleef je urenlang lopen, je kon maar niet kiezen wat of je zoukopen een smekkie of een polkaprok, een toverbal of veterdrop, je voelde je een hele vent.Met een cent, met een cent, met een cent.Hey Jan, wil je mijn zoet houden, moet ik jouw toverbal hier gelijk over steken.Lekker.Wacht even joh, hij is nog niet groen.Ja, hij is groen, hier gelijk over steken.Jevrouw, geef mij dat spekkie van een halfie.Nou jevrouw, die dikke, ja die dikke erachter jevrouw, en daar weer onder jevrouw.En daar weer achter, ja die hele dikke jevrouw.Ik zou willen gaan, achter kinderen aan, door een nauwe bochtige straat.Waar een winkeltje kwijnt, waar de lamp zuinig schijnt, en de snoep onder glasplaten staat.Ik zou willen staan, met mijn neus tegen het raam, en een warme cent in mijn hand.Om te zien of vooraan nog de gomballen staan, en de wijnballenfles aan de kant.Zoiets kun je niet meer doen, voor je goede fatsoen, en wat doet je zoet hout van een cent.Je zou als een vreemde in het winkeltje staan, die teleurgesteld alles herkent.Een cent, een cent, een cent, een cent, ik ben wat je noemt nu een vent.En geluk kan ik nu voor een cent niet meer kopen, voor mij is die snoepwinkel toch niet meer open.En heb je zoals ik geen cent, omdat je niet zo uitgekookt bent.Dan zeggen ze die stomme vent, ga toch weg achter die vent, je hebt geen cent.