Als ik morgen niet meer wakker word,
leefde me geen dag tekort,
ik geef me koude handen aan jou,
ik zeg het nog een keer, jij was die vrouw.
De parels aan mijn levenslijn,
die altijd zo gebleven zijn,
bleven schijnen wat ik ook zei,
je was er altijd voor mij,
als ik morgen bezwijk aan de wijn.
Drink op mij,
breng een toost uit op mij,
laat de verhalen maar levendig zijn.
Drink op mij,
breng een toost uit op mij,
laat je maar lijden,
door het leven vergeet alle nareheid.
Als ik morgen niet meer bij je ben,
zorg ik dat je aan de pijn bent,
woorden waken steeds over jou,
schud ze gerust uit je mouw.
De doden wachten op een krimp van mij,
weten dat ik tot het pitte rein,
drinken blijf met jou aan mijn zij,
toch is het feest niet voorbij,
als ik morgen bezwijk aan de wijn.
Drink op mij,
breng een toost uit op mij,
laat de verhalen maar levendig zijn.
Drink op mij,
breng een toost uit op mij,
laat je maar lijden,
door het leven vergeet alle nareheid.
En de dood,
mijn lief,
zal het einde niet zijn,
maar een plaatsje vrij aan je zij,
aan de tafel,
open een nieuwe fles wijn, drink op mij,
laten we dronken zijn.
Drink op mij,
breng een toost uit op mij,
laat de verhalen maar levendig zijn.
Drink op mij,
breng een toost uit op mij,
laat je maar lijden,
door het leven vergeet alle nareheid.
Laat je maar lijden,
door het leven vergeet alle nareheid.