Dikketje Dap
klom op de trap.
Smorgens vroeg kwam kwart over zeven
om de giraf een klontje te geven.
Dag giraf,
zei Dikketje Dap,
weet je wat ik heb gekregen?
Rode luisjes,
voor de regen,
het is toch niet waar,
zei de giraf.
Dikkertje,
Dikkertje,
Dikkertje,
Dikkertje,
ik stap af.
Tududu dap dap, dudap dap, dudap.
Oh giraf,
zei Dikkertje Dap,
ik moet je nog veel meer vertellen,
ik kan ook drie letters spellen.
ABC,
is dat niet knap?
Ik kan ook al bijna rekenen,
ik kan mooie koppetjes tekenen.
Lief bedeugd, zei de giraf.
Kiril, kiril, kiril, kiril, ik stap af.
Zeg giraf,
zei Dikkertje Dap,
mag ik niet eens even bij je,
stiekem van je nek afkleien,
zomaar eventjes voor de grap.
Denk je dat de grond van aard is,
als ik neerkom heel erg hard is?
Stap maar op,
zei de giraf,
stap maar op en glij maar af.
Tududu dap dap, dudap dap, dudap.
Dikkertje Dap
klom van de trap,
met een griezelig grote staal,
op de nek van de giraf.
Zette Dikkertje Dap zich af.
En daar gleed hij met een vaartje,
tot het einde van het staartje.
Boom, auw.
Dag giraf,
zei Dikkertje Dap,
morgen kom ik toch weer hier met de trap.
Tududu dap dap, dudap dap, dudap.
Dag giraf,
zei Dikkertje Dap,
morgen kom ik toch weer hier met de trap.