De fles speelde een grote rol in heel mijn hoefbestaan.
Omdat ik nooit geen liefde kreeg,
ben ik aan de fles gegaan.
Jij trouwe vriend,
jij schonk sindsdien, mij ben ik levensles.
Ik heb gelachen en geween,
bij jou mijn blauwe fles.
Mocht ik door de tuin beslijken,
mocht ik naar de tonder gaan,
laat dan op mijn grafsteen prijken,
hij kon niet meer op zijn benen staan.
Mocht ik door de tuin beslijken,
mocht ik naar de tonder gaan,
laat dan op mijn grafsteen prijken,
hij kon niet meer op zijn benen staan.
En als ik afgemonsterd was,
dan was mijn eerste gang,
het meisje waar ik veel van hield,
mijn hele leven lang.
En als een ander naar haar keek,
dan klikkerde mijn mes,
dan werd ik om mijn neus wat bleek en greep weer naar de fles.
Mocht ik door de tuin beslijken,
mocht ik naar de tonder gaan,
laat dan op mijn grafsteen prijken,
hij kon niet meer op zijn benen staan.
Mocht ik door de tuin beslijken,
mocht ik naar de tonder gaan,
laat dan op mijn grafsteen prijken,
hij kon niet meer op zijn benen staan.
En mocht ik nachts op de oceaan,
wanneer de storm in brood,
bezopen op de voorplecht staan,
de fles nog half gerookt.
En zijn dan onze maikonist,
het noodzijn SOS,
dan gaat mijn laatste groet aan Wal,
gestoken in een fles.
Mocht ik door de tuin beslijken,
mocht ik naar de tonder gaan,
laat dan op mijn grafsteen prijken,
hij kon niet meer op zijn benen staan.
Mocht ik door de tuin beslijken,
mocht ik naar de tonder gaan,
laat dan op mijn grafsteen prijken,
hij kon niet meer op zijn benen staan.