Het was in de mei toen ik haar zag aan de oever van de schelde.
Ik hield van het water en van haar toen zij ervan vertelde.
De lucht en het water was blauw.
Zij vertelde mij van vroeger.
Die dag vergeet ik mijn leven niet,
daar aan die schelde oever.
Aan de oever van de schelde,
vond mijn lieve madelein.
Aan de oever van de schelde,
daar wil ik zo garen zijn.
Kleine golfjes,
kleine schipjes,
weten dat ik van haar hou.
Aan de oever van de schelde,
klinkt heel vaak, ik blijf je trouw.
Elk weekend dan ga ik naar haar toe,
ze wacht dan reeds aan de schelde.
Ik kom met het bootje waar zij mij zo vaak veel van vertelde.
Eens waart daar de huwelijksbol en de visjes zullen duigen.
De golfjes en schipjes zijn mijn schat,
voor ons daar als getuigen.
Aan de oever van de schelde,
vond mijn lieve madelein.
Aan de oever van de schelde,
daar wil ik zo garen zijn.
Kleine golfjes,
kleine schipjes,
weten dat ik van haar hou.
Aan de oever van de schelde,
klinkt heel vaak,
ik blijf je trouw.
Kleine golfjes,
kleine schipjes,
weten dat ik van haar hou.
Aan de oever van de schelde,
klinkt heel vaak,
ik blijf je trouw.